february 2011
title: Residence LeBrun
Text: Anja Krabben
Photos: Eddy Wenting


Herengracht 40, de vroegere residentie van gouverneur Charles Francois Lebrun, herbergt sinds kort een bijzonder kunstwerk van Peter Korver. Het is uitgevoerd in opdracht van de huidige bewoners van het pand, en feitelijk zijn zij ook de enige die van de schilderingen genieten kunnen. En hun gasten natuurlijk.


Historisch Tijdschrift

Herengracht 40 was de woning van Charles-François Lebrun, de hoogste autoriteit in Holland. De indrukwekkende voorgevel telt vierentwintig kolossale ramen die doen vermoeden dat de kamers erachter imposante afmetingen hebben. In het pand wonen nu meerdere personen - het is opgedeeld in diverse appartementen - maar een naambordje bij de entree vermeldt nog steeds ‘Residence Lebrun’.
De voordeur geeft toegang tot een lange witte hal en enkele gloednieuwe schilderingen. Het pand dateert uit 1791, de schilderingen uit 2010. De huidige bewoners wilden de lange, kale, witte gang – slechts een minimale gipsen ‘eierlijst’ langs de plafonds doorbrak de heldere witte ruimte – meer rijkheid en ornament en vooral een zekere ‘weidsheid’ geven. En ze wilden dat de relatie met de Franse tijd, duidelijk in de schilderingen aanwezig zou zijn. Ze vroegen kunstenaar Peter Korver er vorm aan te geven.
Korver heeft niet alleen Lebrun, Napoleons ‘plaatsvervanger’ in Nederland vereeuwigd in de gang van Herengracht 40, maar ook Napoleons broer Lodewijk Napoleon en zijn zoon, ‘de koning van Rome’. Lebrun in een drieluik, de andere twee in een enkel schilderij. Napoleon zelf, de duidelijke schakel tussen de drie, is bewust niet in beeld gebracht. Korver: “ Uiteindelijk is door de keuze voor ‘de Zoon’, ‘de Vriend’ en ‘de Broer’… een veel spannender – omcirkelend – beeld ontstaan… een beeld van bijrollen.”
De hoofden van Lebrun en ‘de zoon’ zijn vereeuwigd in portretmedaillons die op hun kant liggen, in een eivorm. Lodewijk Napoleon is vereeuwigd als borstbeeld, een beeld dat in werkelijkheid deel uit maakt van de collectie van het Koninklijk Paleis te Amsterdam.
De schilderingen van Korver hebben een "drieplans indeling" zoals hij dat zelf noemt. Trompe l'oeil uitzichten op de achtergrond geven het gewenste uitzicht. Het voorste plan bevat historische elementen in de vorm van de portretten. Het middenplan bestaat uit architetctonische en ornamentele elementen, het is het lineaire traliewerk van een volière, geïnspireerd op laat 18e-eeuwse architectuurtekeningen.
Korver: “Een volièregalerij echter die wijd open staat… maar om onduidelijke redenen lijken de vogels hier vrijwillig in hun volières te blijven zitten, druk als ze zijn met allerhande bezigheden. Niets belet ze echter de kooi uit te vliegen, het weidse landschap in. De deuren van de volière staan overduidelijk aan alle kanten open. Ik vond het een mooie beeld in verband met de zaken rond de Franse Revolutie, de Nederlandse Patriottentijd, de hele Franse periode hier te lande, en hoe mensen überhaupt met vrijheid geneigd zijn om te gaan." Het lijkt er op dat wanneer men gewend is zichzelf te ervaren in een beperkte ruimte, een situatie van vrijheid over het algemeen als zeer bedreigend wordt ervaren.”
In de achtergrond verwijst Korver naar de traditie in het 18e en 19e-eeuws Amsterdamse interieur van behangselschilderingen van uitzichten op de Vecht. “In die lijn besloot ik de 18e-eeuwse theekoepels, die Amsterdammers bij hun buitenhuizen en lustoorden langs diezelfde Vecht lieten bouwen, om te toveren tot een typisch 18e eeuwse volière galerij. Een verzameling vogels uit de tijd dat men kennis ordende, vooral in dat typisch Franse Verlichtingsproduct: de ‘Encyclopedie’. Dat theekoepels van nature al vaak een zekere vogelkooivorm hebben was daarbij een prettige bijkomstigheid.”

Met de vogels plaatst Korver zijn beelden in een 17e eeuwse Hollandse schildertraditie, het genre van de zogenaamde ‘neerhoven’ of ‘hoenderhoven’, met schilders als Frans Snyders, Melchior de Hondecoeter, Marghareta de Heer, Jan Fyt en Joris Hoefnaghel. “Dat waren afbeeldingen van verzamelingen verschillende vogels op een binnenplaats, een boerenerf of in de tuin van een rijker buitenhuis. Soms was het een verzameling pluimvee, vaker betrof het echter een gemengd gezelschap van ‘voghels uyt alle windstreecken’. Maar de wijze waarop de vogels zijn vormgegeven lijkt echter meer op een traditie die pas in de late 18e eeuw ontstaat en vooral gedurende de 19e eeuw tot een enorme bloei komt; de zoölogische of encyclopedische afbeelding van schilders als Jacques de Seve, William Jardine, Jacques Barraband, Cornelius Nozemann, James Audubon en anderen. De beelden en bevinden zich hierdoor op anachronistische wijze in verschillende tijden en tradities tegelijk en lijken zich zo door hun vorm en inhoud uitstekend te kunnen voegen in een huis dat zijn oorsprong vindt in een periode die bij uitstek een omslagpunt in de geschiedenis genoemd mag worden. Met recht een breukvlak van twee eeuwen.”

Historisch Tijdschrift