LEVENDE HAVE
April / Mei 2021
Redactie; Welmoed Wijmans
Tekst; Guy Bloemstein, Nicole Dennenberg
Fotografie; Eddy Wenting

. .
. .

. .
. .

LEVENDE HAVE
Pronkende Raven voor een Historisch Theehuis.

Kunstschilder Peter Korver raakte bijna tien jaar geleden betrokken bij het herstel van buitenplaats Schoonoord (1875), net buiten Amsterdam. Hij geeft de rijke historie van de locatie een authentiek gezicht met nieuwe schilderingen voor een Louis XVI theekoepel.

In het dorp Driemond, punt van samenkomst van drie kleine rivieren, verrezen halverwege de 17e eeuw twee monumentale landgoederen aan weerszijden van het water. “Schoonoord” en “Driemond” werden midden 19e eeuw afgebroken, waarna op het terrein van de huidige veel kleinere villa uit 1875 slechts een 18e-eeuwse toegangspoort en een houten theepaviljoen overbleven. Ooit waren de Driemondse buitenplaatsen omgeven door uitgestrekte formele tuinen, vijvers, fonteinen en menagerieën. Hiervan getuigen beschrijvingen van bezoekers, plattegronden en een serie gravures uit 1719. Meest tot de verbeelding echter spreken vier kamervullende schilderingen waarop de eigenaar zijn huis en de menagerie vol trots liet afbeelden door een van de grootste schilders uit de 17e eeuw; Hondecoeters enorme Vogelpark met Huis Driemond is tegenwoordig te zien in de Alte Pinakothek, München.

Vogelstukken
Er was veel vraag naar schilderijen en plafonds met inheemse en exotische vogels. De bewoners van Driemond die in 1671 het werk bij Hondecoeter bestelden, hadden toen al een rijke collectie aan de muren van deze buitenplaats en hun Amsterdamse grachtenhuis. Dergelijke doeken waren niet alleen een kleurrijk exposé van schilderkunstige virtuositeit. De vogels werden vooral gezien als een reflectie van rijkdom en de internationale macht van de Nederlandse republiek.

Menagerieën genoten in de 17e en 18e eeuw grote populariteit. Binnen de Amsterdamse stadsmuren waren er zeker twee te bezoeken, maar op landgoederen daarbuiten werden zulke privé-dierentuinen beschouwd als standaard tuinaccessoire voor de uiterst welgestelden.

Nieuw plafond
Een plattegrond uit 1799 toont de Driemondse Theekoepel aan de oever van het Smal Weesp, een passende locatie om de destijds kostbare thee te genieten. Afbeeldingen uit die tijd duiden theekoepels ook wel als speelhuys of dronkemanshuysje. Maar wat er ook geconsumeerd werd, men was welgesteld genoeg om en publique de tijd aan zichzelf te hebben. Theekoepels waren vooral een etalage om te zien en gezien te worden.
Begin 19e eeuw is de koepel een paar honderd meter verplaatst, weg van zijn oorspronkelijke plek aan de rivier, en werd zo min of meer onderdeel van de menagerie van het originele huis Schoonoord. Het leek daarom passend de dieren die destijds Nederlandse menagerieën bevolkten als uitgangspunt te nemen voor een nieuwe plafondschildering in het historische gebouwtje.

Pauw
Een plafondschildering van Abraham Busschop uit 1708 in de collectie van het Dordrechts museum toont een raaf die wordt beroofd van de gestolen veren waarmee hij zichzelf heeft getooid. Tijdens het ontwerpproces bleef een pauw, geleend uit dit werk, steeds opnieuw opduiken in de schetsen. “Uiteindelijk accepteerde ik zijn aanwezigheid”, zegt kunstschilder Peter Korver, “en nam ik het dier als toegeëigend citaat op in het nieuwe werk”. Interessante bijkomstigheid was dat de geleende vogel van Busschop een verschuiving in de betekenis van het beeld teweegbracht. waarmee het zich plaatste in een lange traditie van fabelschilderingen; raven met gestolen veren, bestraft als vermaning tegen het pronken met rijkdom, prestaties, eigendommen of ideeën die oneerlijk zijn toegeëigend.

Naturaliën
De populariteit van menagerieën en naturaliën-collecties hield destijds verband met allerlei sociale en culturele ontwikkelingen. Bijzonder in deze context is dat het op een meer fundamenteel niveau precies dat is wat we zien in een menagerie: het pronken met diegenen die onder dwang werden toegeëigend, opgesloten en als kleurrijk ornament tentoongesteld.

Schepen uit destijds “Oost- en West-Indië” namen vrijwel altijd wilde dieren mee als extraatje op hun maandenlange terugreis. De overlevingskansen waren klein, maar in Nederland wachtte een onverzadigbare markt voor al dan niet levende naturaliën. Korvers nieuwe plafond toont een selectie van zulke exotische vogels, soorten waarvan bekend is dat ze in het 17e-eeuwse Holland te zien waren, gegroepeerd in globaal drie clusters naar hun plaats van herkomst in Zuidoost-Azië en Latijns-Amerika.

Omgekeerde fabel
De Hollanders vergaarden hun rijkdom voornamelijk door handel, maar tevens met het geweld en de brute wreedheden die vaak gepaard gaan met een positie van maritieme en militaire dominantie. De raaf in de fabels van Aesopus en la Fontaine – hoofdpersoon van tal van Nederlandse vogelschilderijen en plafonds – kreeg uiteindelijk een pak slaag voor zijn oneerlijke gedrag jegens de andere vogels, en bracht zo zijn vermanende boodschap over. In werkelijkheid echter bleef het vertoon en de herkomst van Hollands opgebouwde rijkdom grotendeels onbesproken.


"Leert hier, aan een gecierde Rave,
Dat ghy u niet verheft in iemand anders have."
Vondel



Raven
Raven kregen een plek in dit theehuis op nieuwe schilderingen boven de ramen en de deur. In deze setting tonen de vogels hun verworven veren ongestoord. Elegant, modieus en vol zelfvertrouwen poserend tegen een lege lucht boven een lage horizon. Hondecoeter schilderde Huis Driemond en haar exotisch gevogelte in een geïdealiseerd Italiaans landschap, Korvers raven echter tonen zich in een Hollandse polder met historische details als decorstukken op de achtergrond. We zien de 18e-eeuwse poort van Schoonoord, het theepaviljoen zelf en de gevel van Huis Driemond zoals we die kennen van Stoopendaals gravures en het schilderij van Hondecoeter.

Persoonlijk
Raaf is Corvus in Latijn, een woord dat dermate verwant lijkt aan de naam van de schilder dat het een persoonlijk aspect aan het werk toevoegt. Want geldt immers voor Korver niet iets soortgelijks, wanneer hij dit werk ‘tooit’ met de rijke historie van de locatie en vervolgens een schijnbaar passend moreel oordeel geeft over een geschiedenis waar hij zelf nooit onder heeft geleden?

Waar we ons volgens Korver wel toe kunnen verhouden, is het verhaal van het individuele dier dat ooit ergens in Batavia, Ceylon of Suriname werd gevangen, toegeëigend en verkocht, een soms jarenlange zeereis overleefde en uiteindelijk zijn latere dagen sleet als exotisch ornament in de menagerie van een rijke buitenplaats buiten het 17e-eeuwse Amsterdam.

Onlangs sprak Korver een jonge Nigeriaanse die in Rotterdam internationale betrekkingen studeert. Bij het zien van het werk zuchtte ze en vatte het bondig samen: ‘In the end it’s just like slavery, isn’t it’, “turning the body of “the Other” into an object, with one simple sentence. .
“I like that body. . I’ll have it”