<p>.

.


<p>.

.


<p>.

.


ANDERMANS VEREN

Nieuwe schilderingen voor Theekoepel Driemond.

Tekst: Nicola Dennenberg
Redactie: Paul de Gram
Foto’s;  Eddy Wenting
.

Kunstschilder Peter Korver raakte bijna tien jaar geleden betrokken bij het herstel van buitenplaats Schoonoord (1875) even buiten Amsterdam. Het werk wat hij nu tot slot van dit project voltooide voor de 18e-eeuwse theekoepel richt zich op een veel oudere geschiedenis van deze lokatie.

In het dorp Driemond, punt van samenkomst van drie kleine rivieren; Gaasp, Gein en Smal-Weesp, werden halverwege de 17e-eeuw twee monumentale landgoederen gebouwd aan weerszijden van het water. "Schoonoord" en "Driemond" werden, zoals zo vaak gebeurde, midden 19e-eeuw afgebroken, waarna slechts een 18e-eeuwse toegangspoort en een houten theekoepel overbleven op het terrein van de huidige veel kleinere villa uit 1875.
Ooit echter waren beide Driemondse buitenplaatsen omgeven door uitgestrekte formele tuinen, vijvers, fonteinen en menagerieën.  Dit weten we uit beschrijvingen van bezoekers, een aantal plattegronden en een serie gravures uit 1719. Het meest tot de verbeelding spreken echter de vier kamervullende schilderingen waarop de eigenaar van Driemond zijn huis en de menagerie vol trots liet afbeelden door een van de grootse schilders uit de 17e eeuw.  Hondecoeter’s enorme  'Vogelpark met Huis te Driemond' is te zien in de Alte Pinakothek, München.

Vogelstukken
Er was veel vraag naar schilderijen en plafonds met inheemse en exotische vogels. Anna Maria Pelt en Adolf Visser, de bewoners van Driemond die in 1671 dit enorme werk in bij Hondecoeter bestelden hadden toen reeds een rijke collectie aan de muren van deze buitenplaats en hun Amsterdamse grachtenhuis, met bijna vijftig werken van deze schilder. Dergelijke schilderijen waren niet alleen een kleurrijk exposee van schilderkunstige virtuositeit; de vogels werden vooral gezien als een reflectie van rijkdom en de internationale macht van de Nederlandse republiek.

Menagerie
Menagerieën genoten gedurende de gehele 17e en 18e-eeuw een grote populariteit. Binnen de Amsterdamse stadsmuren waren er zeker twee te bezoeken maar op de vele landgoederen daar buiten werden zulke prive-dierentuinen beschouwd als een standaard tuinaccessoire voor de uiterst welgestelden.

Een nieuw plafond
Op een plattegrond uit 1799 zien we de Driemondse Theekoepel aan de oever van het Smal-weesp staan, een passende lokatie om de destijds nog kostbare thee te genieten. Op afbeeldingen uit de tijd worden theekoepels ook wel als speelhuys of dronkemanshuysje aangeduid, maar wat er ook geconsumeerd werd, men was duidelijk welgesteld genoeg om “en publique” de tijd aan zichzelf te hebben. Theekoepels waren vooral bedoeld als etalage, om  “te zien en gezien te worden.”
Begin 19e-eeuw werd de koepel een paar honderd meter verplaatst, weg van zijn oorspronkelijke plek aan de rivier  en werd zo min of meer onderdeel van de menagerie van het oorspronkelijke huis “Schoonoord”. Zodoende leek het passend om de dieren die destijds Nederlandse menagerieën bevolkten als uitgangspunt te nemen voor een nieuwe plafondschildering in dit historische gebouwtje.

Pauw
Een plafondschildering van Abraham Busschop uit 1708 in de collectie van het Dordrechts museum, toont een raaf die wordt beroofd van de gevonden en gestolen veren waarmee hij zichzelf heeft getooid. Tijdens het ontwerpproces bleef een pauw, geleend uit dit werk, steeds opnieuw opduiken in de schetsen. “Uiteindelijk accepteerde ik zijn aanwezigheid maar” zegt Korver “en nam ik het dier als een toegeëigend citaat op in het nieuwe werk.”
Interessante bijkomstigheid was dat deze geleende vogel van Busschop een verschuiving in de betekenis van het beeld teweegbracht, waarmee het zich leek te schikken in een lange traditie van fabelschilderingen; beelden van raven met gestolen veren, bestraft als vermaning tegen het pronken met rijkdom, prestaties, eigendommen of ideeën die oneerlijk zijn toegeëigend.
De populariteit van menagerieën en naturaliën-collecties hield destijds verband met verschillende sociale en culturele ontwikkelingen, bijzonder in deze context is echter dat op een meer fundamenteel niveau het precies dit is wat we zien in een menagerie; het pronken met diegenen die onder dwang werden toegeëigend, opgesloten en als kleurrijk ornament tentoongesteld.

Schepen uit wat destijds bekend stond als Oost- en West-Indië, namen vrijwel altijd wilde dieren mee als extraatje op hun maandenlange terugreis. De overlevingskansen waren extreem klein maar in Holland wachtte een vrijwel onverzadigbare markt voor al dan niet levende “Naturaliën”.
Korvers nieuwe plafond toont een selectie van zulke exotische vogels, soorten waarvan bekend is dat ze in het 17e-eeuwse Holland te zien waren, gegroepeerd in globaal drie clusters naar hun plaats van herkomst in Zuidoost-Azië en Latijns-Amerika.

Een omgekeerde Fabel.
De Hollanders vergaarden hun rijkdom voornamelijk door handel, maar ook middels het geweld en de brute wreedheden die vaker gepaard gaan met een positie van maritieme en militaire dominantie. De Raaf in de fabels van Aesopus en la Fontaine - hoofdpersoon van tal van Nederlandse vogelschilderijen en plafonds - kreeg uiteindelijk een pak slaag voor zijn oneerlijke gedrag jegens de andere vogels, en bracht zo zijn vermanende boodschap aan ons over. In werkelijkheid echter bleef het vertoon en de herkomst van Hollands opgebouwde rijkdom grotendeels onbesproken.


Raven

Raven kregen van Korver een plek in dit theehuis op een set nieuwe schilderingen boven de ramen en de deur. In deze setting tonen de vogels hun verworven veren ongestoord. Elegant, modieus en vol zelfvertrouwen poseren ze tegen een lege lucht boven een lage horizon.
Hondecoeter schilderde Huis Driemond en zijn exotisch gevogelte tegen de achtergrond van een geïdealiseerd Italiaans landschap. Deze raven echter tonen zich in een Hollandse polder met historische details als decorstukken op de achtergrond. We zien de 18e-eeuwse poort van Schoonoord, het theepaviljoen zelf en de gevel van Huis Driemond zoals we die kennen van Stoopendaal’s gravures en het schilderij van Hondecoeter.

Tot slot; Raaf is “Corvus” in Latijn, een woord wat dermate verwant lijkt aan de achternaam van de schilder dat het een persoonlijk aspect aan het werk toevoegt. Want geldt immers voor Korver niet iets soortgelijks, wanneer hij dit werk “tooit” met de rijke historie van de lokatie en vervolgens zichzelf, met een schijnbaar passend moreel oordeel over een geschiedenis waar hij zelf nooit onder heeft geleden.

Waar we ons volgens Korver wèl toe kunnen verhouden is het verhaal van het individuele dier dat ooit op een dag ergens in Batavia, Ceylon of Suriname werd gevangen, toegeëigend en verkocht, een soms jarenlange zeereis overleefde en uiteindelijk zijn latere dagen sleet als exotisch ornament in de menagerie van een rijke buitenplaats buiten het 17e-eeuwse Amsterdam.

Onlangs sprak Korver een jonge Nigeriaanse die in Rotterdam internationale betrekkingen studeert. Bij het zien van dit werk zuchtte ze en vatte het bondig samen; “In the end it’s just like slavery isn’t it ?”. . .